W.O. 1 opdracht
1
Ik heb het boek ‘Geslacht’ gelezen. Het boek is geschreven
door Frederic Manning. Het gaat over Bourne die samen met zijn collega-soldaten
in het Engelse leger zit. Ze maken samen de Eerste Wereldoorlog mee en hebben samen verschrikkelijke veldslagen
meegemaakt, onder andere de slag bij Somme, één van de veldslagen die de meeste
doden te betreuren had. Engeland had geen dienstleger. Daarom riep de Engelse
regering de Engelse mannen op te vechten tegen de Duitsers. Veel mannen hadden
zich hier met veel enthousiasme voor aangemeld. Bourne en zijn kameraden hadden
zich ook met veel enthousiasme aangemeld, maar dat enthousiasme verdween al
snel toen de strijd tegen de Duitsers toch moeizamer bleek dan gedacht. De
Engelse soldaten hadden een slecht beeld van de Duitsers. Ze worden in het boek
moffen genoemd. De Duitsers komen ook over als gemene, verschrikkelijke en
sluwe mannen. De Engelse mannen drijven de spot met alles wat Duits is en alles
wat, vies en stom is, wordt in verband gebracht met de Duitsers. In het boek
wordt er bijvoorbeeld over vies Frans bier gezegd dat het evengoed Duits bier
kon zijn geweest.
In het boek wordt
niet echt uitgebreid beschreven wat de aanleiding was van de oorlog en wie de
aanstichters waren. Toch kun je uit het gevoel van minachting wat de Engelsen voor de Duitsers voelden concluderen dat de Engelsen de
Duitsers zagen als de aanstichters van de oorlog, omdat er over geen enkel land
zo respectloos wordt gedaan als over Duitsland. Verderop kom je nog het volgende
citaat tegen, waaruit blijkt dat ze vinden dat de Duitsers de aanstichters
zijn.
‘Ik vecht voor mezelf
en mijn familie. Het is natuurlijk flauwekul om te zeggen dat de lui die de
oorlog zijn begonnen er dan ook maar in moeten vechten. Duitsland is de oorlog
begonnen.’
De Eerste Wereldoorlog had veel oorzaken. Het was een heel
onrustige tijd en er was veel armoede. Europa
was verdeeld in verschillende bonden. Er was een alliantie die uit Italië,
Oostenrijk- Hongarije, Duitsland, Rusland en Frankrijk. In 1882 ontstond er
binnen deze alliantie een trippelalliantie. Deze bestond uit Italië,
Oostenrijk- Hongarije en Duitsland.
Vooral Rusland en Duitsland waren grootmachten in deze periode.
Er was één grote machtsstaat die geen lid was van een
bondgenootschap, namelijk Engeland. Engeland deed dit bewust. Hierdoor
ontstonden economische problemen, want ze konden de vernieuwingen van de
industrie niet bijhouden. Maar Engeland had nog wel steeds de grootste vloot van
de wereld en een zeer groot koloniaal rijk.
Heel Europa was bezig met het stichten of uitbreiden van een
koloniaal rijk en dan vooral in Azië. Japan was hier ook mee bezig. Japan en
Rusland wilden allebei hetzelfde gebied. Hierdoor kwam er in 1905 een oorlog
tussen beide landen. Deze verloor Rusland. Dat was een enorme blunder en zorgde
voor reputatieschade van Europa. Doordat Rusland niets meer voorstelde, kon Duitsland
te machtig worden. De Duitse keizer Wilhelm II wilde van Duitsland een
wereldmacht maken, hij wilde dat de Duitse vloot de grootste ter wereld zou
worden. Dit verontruste Engeland natuurlijk weer en maakte de band tussen de
twee landen dan ook slechter.
Europa viel in twee delen, namelijk: de Triple alliantie en
de Triple Entente. De Triple alliantie bestond uit Duitsland, Italië en
Oostenrijk- Hongarije. De Triple Entente bestond uit Frankrijk, Engeland en
Rusland. Later stapte Italië over naar de Triple Entente. Alles wees op een
oorlog. De productie van wapens en kanonnen werden sterk vergroot. Ook werden
sommige legers versterkt. Toch bleef een oorlog nog enige tijd uit.
Een heel onrustig gebied was de Balkan. De Balkan hoorde bij
Oostenrijk- Hongarije. Er waren echter bepaalde groepen die voor
onafhankelijkheid waren. Toen de kroonprins van Oostenrijk- Hongarije, Frans
Ferdinand, en zijn vrouw daar op bezoek waren, werden zij doodgeschoten door
een voorstander van de onafhankelijkheid van de Balkan.
Iemand moest de schuld krijgen van deze gebeurtenis. Servië
was een onafhankelijke staat in de Balkan en dus kreeg Servië de schuld en
moest gestraft worden. Oostenrijk- Hongarije durfde , zonder steun van een ander land, geen oorlog te beginnen
tegen Servië. Servië had namelijk de steun van Rusland. Daarom zocht Oostenrijk-
Hongarije steun bij Duitsland. Toen Duitsland die steun onvoorwaardelijk gaf,
stuurde Oostenrijk- Hongarije Servië een ultimatum met zeer harde eisen. Omdat
Servië op de steun van Rusland kon rekenen, ging dit land niet akkoord met het
ultimatum. Op 28 juli verklaarde Oostenrijk- Hongarije daarop de oorlog aan
Servië. Hierdoor kwam er een kettingreactie van mobilisaties en
oorlogsverklaringen.
Rusland mobiliseerde op 1 augustus troepen bij de grenzen
met Oostenrijk- Hongarije en Duitsland. Op diezelfde dag verklaarde Duitsland
de oorlog aan Rusland. Hierop besloot Frankrijk meteen te mobiliseren, omdat
Frankrijk een bondgenoot was van Rusland. Daarom verklaarde Duitsland op 3 augustus
de oorlog aan Frankrijk. Omdat de Duitsers Frankrijk aan wilden vallen, vielen
ze België binnen. Hierdoor verklaarde Engeland de oorlog aan Duitsland.
Duitsland heeft dus zeker een grote rol gespeeld in het
aanstichten van de oorlog, maar is zeker niet de enige.
Op 18 juni 1919 werd het Verdrag van Versailles getekend.
Dit was een verdrag tussen de Triple Entente en Duitsland. Met dit verdrag werd
er officieel een einde gemaakt aan de Eerste Wereldoorlog. Duitsland werd
aangewezen als de aanstichter van de oorlog. Er werden onderhandelingen gedaan
over de sancties tegen Duitsland. Daarom mocht Duitsland niet meedoen aan deze
onderhandelingen. Het enige wat de Duitsers mochten doen, was hun handtekening
zetten onder het verdrag. Door het verdrag verloor Duitsland zijn koloniën. Ook
verloor Duitsland grondgebied in Europa niet alleen aan deelnemende landen van
de oorlog, maar ook aan niet-deelnemende landen. Hiernaast mocht het land nog maar een klein beroepsleger houden, maar moest zijn
eigen wapenindustrie gedag zeggen. Bovendien moest het een soort boete betalen
van 269 miljard goudmark in een periode van 42 jaar, gaandeweg werd dit bedrag verlaagd.
Niet alle
Duitsers waren het hiermee eens. Door al deze bepalingen trad de Duitse
minister van buitenlandse zaken een week voor onderteking af. Hij zei hierop:
‘Duitsland houdt op te bestaan.’
Ook veel
andere Duitsers waren boos door het verdrag, vooral omdat ze de schuld opgelegd
kregen van de oorlog en alle schaden die deze met zich meenam. Ook vonden ze
dat het volk de schuld kreeg voor iets wat de regering had gedaan. De regering
had immers de oorlog verklaard en daar hadden zij geen inspraak op gehad. De
Duitse Keizer Wilhelm II was in 1918 gevlucht. Dit zorgde natuurlijk voor extra
onrust. Er kwam in Duitsland een groot en sterk verlangen naar 1 nieuwe leider
die alle problemen zou oplossen.